De familie Van Liere kan zich opmaken voor enkele spannende weken. Zij worden namelijk vertegenwoordigd op zowel de Olympische als Paralympische Spelen in Parijs.
Dinja (33) veroverde al drie bronzen medailles op wereldkampioenschappen en mocht tijdens de vorige editie van de Spelen als meereizende reserve al ruiken aan het befaamde sporttoernooi. Ze werd dit jaar Nederlands kampioen met paard Hermès en kan dus met vertrouwen afreizen naar Parijs.
Topsportfamilie
Haar oudere broer Joeri (38) zal zeker als supporter op de tribune zitten, maar blijft vervolgens in de Franse hoofdstad voor zijn eigen wedstrijden. Hij heeft zich namelijk met de rolstoelbasketballers gekwalificeerd voor de Paralympische Spelen. Met de Nederlandse ploeg won hij al goud (2021) en brons (2023) op het Europees kampioenschap, maar mag nu dus ook op de Spelen voor een medaille gaan strijden.
De familie van Liere is dus een echte sportfamilie. Dinja was als klein meisje al actief in de paardensport, terwijl Joeri eerst op hoog niveau aan motorcross deed. Bij een val brak hij zijn rug, met een dwarslaesie als gevolg. Dat weerhield hem er niet van om terug te keren in de topsport. Hij klom snel op naar de top van het rolstoelbasketbal.
Onwijze strebers
Volgens de Van Lieres is het geen verrassing dat ze allebei aan de top staan. "Wij zijn twee typetjes die altijd de puntjes op de i willen", vertelt Joeri tegenover de NOS. "Als je er hele dagen mee bezig bent, komt het er een keer uit. We hebben altijd de drang gehad om te winnen." Zijn zusje onderschrijft die inzet. "We zjin onwijze strebers en willen heel graag het hoogst haalbare."
Joeri zal zijn wedstrijden spelen in de Bercy Arena. En laat dat nu precies het stadion zijn waarvan hij vroeger droomde om daar te staan, maar dan als motorcrosser. "Het is het supercross-walhalla van Europa", vertelde hij eerder op de website van TeamNL. "Precies tien jaar na mijn ongeluk komt die droom weer tot leven. En dan gaat mijn zusje ook nog eens naar de Spelen. Dat hadden we allemaal nooit kunnen verzinnen. Heel bijzonder vind ik dat.”