BLOG: Het Engels voetbal zonder pubs is als Patricia Paay zonder botox
i

Foto: Tim Peperzak

BLOG: Het Engels voetbal zonder pubs is als Patricia Paay zonder botox

admin • 13:05, 18-01-2016 / Laatste Update: 17:21, 12-12-2023

Schrijver van het boek Matchdays Paul Baaijens komt sinds 2006 in Londen en in die tijd heeft hij naar eigen zeggen meer pubs bezocht dan dat David Bowie nummer één-hits heeft gehad. Zijn conclusie: 'Het voetbal is heel slecht in Engeland. Er wordt me vaak gevraagd wat er zo mooi is aan het voetbal in Londen en het antwoord is simpel: publife.' Hij deelt zijn belevenissen exclusief voor Sportnieuws.

Ik moest alweer zeiken na de zoveelste pint. Ik wrong me langs de meute supporters richting de plee, achterin de Griffin. Ondanks dat Oldham Athletic in de laatste minuut had verloren van Brentford, peinsde geen enkele northern bastard eraan om in de auto naar huis te gaan. Terwijl ik mijn gele goud tegen een stenen wand liet kletteren, tikte iemand me op mijn rug. “Are you a Brentfordboy?” Door de dubbele tong en het nauwelijks verstaanbare accent was het moeilijk om de vraag in eerste instantie te ontcijferen. Ik draaide me om en keek in een verdwaasd gezicht. Een verdwaalde Beatle keek me guitig aan, met niet meer dan een paar gitzwarte antennes op zijn kin en een pint in zijn hand.

Ik zei dat ik uit Nederland kwam en in vijf weken achttien wedstrijden in Londen bezocht. “You should visit Oldham, mate!”, was zijn eerste reactie. Hij begon een hoop in de rondte te brallen over van alles en nog wat waar ik weinig van begreep. Het dronken scouse accentje was me te vaag. Zonder dat ik erom vroeg, hees hij zijn grote blauwe Oldham-shirt omhoog. Ik had zelden zo’n groot stuk oppervlak aan huid gezien toen hij trots zijn pens liet zien. Geen navel te bekennen; deze was vakkundig bedekt met een donkerblauwe tatoeage van het logo van Oldham Athletic. Hij bood me nog een bakje mosselen aan en vertrok. Blauwe pens, weekdieren, rare snuiters die Oldham-supporters.

In Londen vind je in totaal ongeveer zevenduizend pubs en daarmee is het in Engeland de stad met de hoogste bezettingsgraad aan pubs. Sinds 2006 kom ik in Londen en in die tijd heb ik meer pubs bezocht dan dat Bowie nummer één-hits heeft gehad. Er wordt me vaak gevraagd wat er zo mooi is aan het voetbal in Londen en het antwoord is simpel: publife. In geen enkele voetbalcultuur speelt de pub, afkorting voor public house, zo’n belangrijke rol. De plek waar een Engelse matchday start en eindigt; het heiligdom van elke supporter. Vaders, zoons, familie en vrienden: herenigt u allen in de pub! De kerk van elke voetbalnomade. De pints en de fish and chips, de wijn en hostie van de voetbalgelovigen. En Londen is het Santiago de Compostella van de voetbalsupporter.

De pub is het kloppend hart. Het Engels voetbal zonder pubs is als Patricia Paay zonder botox: niet om aan te gluren. Nog steeds verlaat ik elke ground in Londen met bloedende ogen. Het voetbal is heel slecht in Engeland. Iets te dikke voetballers met een middelmatige basistechniek, geen alcohol meer op de stands, all-seaterstadions en stelselmatig een tekort aan pies in de rust. Hoe komisch trouwens, dat de Engelse pie verdacht veel lijkt op de Hollandse Paay: glad en egaal van buiten, maar zodra je door de bovenste laag heen bent, verschijnt de ellende. Patricia Pie.

Mensen vragen het me vaak. Hoe houd je het vol om eens per twee maanden naar Londen te gaan? Je moet het meemaken om het te begrijpen. Wanneer een afgekeurde havenarbeider, zeer waarschijnlijk de linksback van Charlton Athletic, weer een bal richting de Thames rost, troost ik me elke keer weer met de gedachte dat er ergens een pub op me wacht. Ergens op de hoek van een armetierig straatje staat de trots van de pauper. De hoop in bange dagen. De pub.

Het voetbal in Londen, zeker in de lower divisions, doet echt pijn aan je ogen als je er nuchter naar moet staren (ik laat ditmaal de vergelijking met Paay even achterwege; ik heb verder niets tegen die vrouw). Als ik in Zuid-Londen mijn geliefde Valley uit kom na weer een visuele verkrachting van mijn netvlies, vraag ik me af: ben ik zojuist misbruikt?

Als ik door de smalle turnstile het stadion verlaat, zakt de moed me elke keer weer in de schoenen. Gelukkig is de hulp nabij, op loopafstand. De pub wacht op me. Ik ben inmiddels dusdanig geconditioneerd dat ik de kwaliteit van het Engelse voetbal voor lief neem. De pub is de praktijk, de kastelein is mijn psycholoog en de beer garden is mijn divan.

Door: Paul Baaijens